Yvonne’s indianensite |
“” Ach, mijn hart brak toen ik de dode bizons verspreid op ons prachtige land zag liggen, gedood en gevild, en door de blanke mannen achtergelaten om weg te rotten, vele, vele honderden bisons. Het eerste dat ik ervan zag was in de judithlaagte. Het hele land stonk naar rottend vlees. Zelfs de bloemen konden de stank niet laten verdwijnen. Onze harten voelden als stenen. En toch geloofde niemand toen nog dat de blanken alle bizons zouden kunnen doden. Vanaf de schepping waren er zoveel geweest! Zelfs de Lakota, die ons slechtgezind waren geweest, zouden zoiets niet doen; de Aropaho en de Pecunnie; maar de blanke deed het wel, terwijl hij het vlees niet eens wilde hebben. Lange tijd geloofden we dat de bizons naar ons terug zouden keren; maar ze deden het niet. We kregen honger en werden ziek en bang tegelijk. Onze jagers, die hun ogen niet konden geloven, reden heel ver om bizons te vinden, zo ver zelfs dat als ze een kudde hadden gevonden, we er in een halve maan niet konden komen. Niets, we vonden niets, vertelden ze ons en daarna staarden ze, hongerig, over de lege vlakte alsof ze droomden. Hierna waren hun harten onwel. Als het grote blanke opperhoofd in Washington ons geen eten zou hebben gegeven, dan waren we uitgestorven zonder om voor onzelf op te komen. En toen begonnen de blanken hekken om de prairie te zetten, zodat we niet meer konden trekken; er was trouwens weinig om nog voor te reizen, niets eigenlijk. We begonnen op dezelfde plaats te blijven en werden almaar meer moe en ziek. Onze mannen hadden hard tegen onze vijanden gevochten en ze zo dapper van ons prachtige land weggehouden; maar nu, nu al het andere fout ging, werden we gegeseld door onze eigen zwakte. Onze mannen, onze leiders, begonnen de whisky van de blanken te drinken en lieten hen voor ons denken. Omdat we gewend waren in onze bizondagen en in de dagen van oorlog en opwinding naar onze opperhoofden te luisteren, luisterden we nu ook naar hen; en we werden ervoor gestraft. Onze wijzen werden dwazen en dronken de whisky van de blanken. Maar wat was er anders te doen? We kenden geen andere manieren dan te luisteren naar onze opperhoofden. Onze oude mannen waren vroeger anders, zelfs onze kinderen waren anders toen de bizons er nog waren.”” |
Pretty–Shield Circa 1932: over het einde van de levenswijze met de bizons De Crow Pretty-Shield (geboren omstreeks 1857) kreeg haar naam van haar grootvader van vaderskant, die een medicijnschild bezat. Ze werd medicijnvrouw dankzij een visioen na de dood van haar babydochter. Rondom 1932 vertelde ze haar levensverhaal aan de schrijver Frank Linderman, over de vrouwelijke kant van het indiaanse leven voor de komst van de blanken en over haar visioen. Dit fragment komt uit haar boek Red Mother (1932), later herdrukt als Pretty-Shield: Medicine Woman of the Crows. |
Pretty-Shield Geboren omstreeks 1857 |